Betekenis nederlands afwijzen

wij·zen Vervoegingen: wees af ( enkelv.) Vervoegingen: heeft afgewezen () zeggen dat je (iets of iemand) niet wilt Voorbeelden: 'Ik ben zo populair dat ik veel vrouwen moet afwijzen.', 'een subsidieaanvraag afwijzen' Synoniem: verwerpen Synoniemen: abst. wij·zen (wees af, heeft afgewezen) 1 niet toelaten 2 van de hand wijzen ; = weigeren Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?. Betekenis nederlands afwijzen AFWIJZEN - English translation of AFWIJZEN from Dutch from the Dutch-English Dictionary - Cambridge Dictionary.
betekenis nederlands afwijzen

Verwerpen

Conjugation of verwerpen (strong class 3+7, prefixed) infinitive: verwerpen: past. wer·pen Vervoegingen: verwierp ( enkelv.) Vervoegingen: heeft verworpen () afkeuren Voorbeeld: 'Het voorstel werd met een meerderheid van stemmen verworpen.' Synoniem: afwijzen Synoniemen: afketsen afkeuren afstemmen afwijzen afwijzend. Verwerpen Wij verwerpen daarom het akkoord over de financiële vooruitzichten more_vert. open_in_new Link to source.
verwerpen

Weigeren

weigeren (intransitive, transitive) to refuse, to deny (not to allow) Synonyms: afwijzen, ontzeggen, nee verkopen. Learn the meaning and usage of the Dutch verb weigeren, which means to refuse, not to accept, or not to give. See examples, synonyms, and related words in the Dutch-English dictionary.
Weigeren biedt tien verschillende definities van het werkwoord weigeren, dat betekent niet willen doen, toestaan of accepteren. Daarnaast toont het ook gerelateerde woorden, voorbeelden en bronnen.
weigeren

Afkeuren

afkeuren to disapprove of to condemn to fail (at an inspection) to refuse, reject, declare unfit (for military service). afkeuren - English translation of afkeuren from Dutch from the Dutch-English Dictionary - Cambridge Dictionary. Afkeuren Translation for 'afkeuren' in the free Dutch-English dictionary and many other English translations.
afkeuren

Uitsluiten

UITSLUITEN - English translation of UITSLUITEN from Dutch from the Dutch-English Dictionary - Cambridge Dictionary. slui·ten Vervoegingen: sloot uit ( enkelv.) Vervoegingen: heeft uitgesloten () 1) (iemand) niet toelaten tot (iets) Voorbeelden: 'leidinggevenden uitsluiten van een bijeenkomst voor uitvoerend medewerkers', 'een speler uitsluiten van deelnam. Uitsluiten uitsluiten n: main clause subordinate clause; present tense past tense present tense past tense; 1st person.
uitsluiten